Klassiek Autisme
Deze stoornis wordt ook wel autistische stoornis, kernautisme of Kannersyndroom genoemd. In 1943 was er een man genaamd Leo Kanner. Dit is een Oostenrijkse kinderpsychiater die in de Verenigde Staten werkte en die als een van de eersten autisme beschreef als een apart syndroom. Bij mensen met klassiek autisme is sprake van: · Kwalitatieve beperkingen in sociale interactie. · Kwalitatieve beperkingen in verbale en non-verbale communicatie. · Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten waarbij sprake is van een stoornis in de verbeelding. Vóór het derde levensjaar moet er sprake zijn van een achterstand of van een abnormaal functioneren op deze drie criteria. Bij ongeveer 80% van de diagnoses klassiek autisme is naast het autisme sprake van een lage intelligentie of verstandelijke beperking. De drie criteria zijn elk onderverdeeld in een aantal items. Er wordt gesproken van een autistische stoornis als er sprake is van ten minste zes van deze items, waarvan minimaal twee bij het eerste criterium en minimaal één bij het tweede en één bij het derde criterium. Hieronder het overzicht van de items per criterium: 1. Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties, zoals blijkt uit ten minste twee van de volgende items: · Duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag, zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshouding en gebaren om de sociale interactie te bepalen. · Er niet in slagen met leeftijdgenoten tot relaties te komen die passen bij het ontwikkelingsniveau. · Tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen (bijvoorbeeld het niet laten zien brengen of aanwijzen van voorwerpen die van betekenis zijn). · Afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid. 2. Kwalitatieve beperkingen in verbale en non-verbale communicatie, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items: · Achterstand in of volledige afwezigheid van de ontwikkeling van de gesproken taal (niet samengaand met een poging tot compensatie met alternatieve communicatiemiddelen, zoals gebaren of mimiek). · Bij individuen met voldoende spraak duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden. · Stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig woordgebruik. · Afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel (doen-als-of-spelletjes) of sociaal imiterend spel (nadoen-spelletjes) passend bij het ontwikkelingsniveau. 3. Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten waarbij sprake is van een stoornis in de verbeelding, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende items: · Sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in intensiteit of richting. · Duidelijk rigide vastzitten aan specifieke niet-functionele routines of rituelen. · Stereotiepe en zich herhalende motorische maniërismen (bijvoorbeeld fladderen, draaien met hand of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam). · Aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen. Hoe wordt de diagnose autisme gesteld? Autisme kan nog niet op een objectieve manier worden vastgesteld. Lichamelijk onderzoek, zoals bloedonderzoek of een hersenscan, levert onvoldoende informatie. Autisme kan alleen worden aangetoond aan de hand van uiterlijke gedragskenmerken. Autisme kan zowel bij kinderen als bij volwassenen worden gediagnosticeerd. Een diagnose is meer dan een etiket Een goede diagnose blijft niet beperkt tot een etiket. Het diagnostisch onderzoek moet ook leiden tot adviezen op maat over hoe met de betreffende persoon met autisme om te gaan thuis, op school, op het werk en in de vrije tijd. De hoofdkenmerken van het autisme uiten zich namelijk bij iedereen anders: het verschilt van persoon tot persoon wat lastig is, en waar je juist goed in bent. En dat heeft gevolgen voor de begeleiding of behandeling die daarbij het beste past. Psychiatrische classificatie Formeel zijn klassiek autisme, de stoornis van Asperger en PDD-NOS psychiatrische stoornissen, die worden gesteld op basis van het wereldwijd gebruikte DSM-classificatiesysteem (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) dat wordt uitgebracht door de Amerikaanse vereniging voor Psychiatrie. De diagnose autisme(spectrumstoornis) mag uitsluitend door een psychiater of geregistreerd GZ-psycholoog worden gesteld. Deze kan bij het diagnostisch onderzoek hulp inroepen van anderen, zoals een logopedist, een pedagoog of een speltherapeut. Nieuw classificatiesysteem: DSM-5 Onder veel media-aandacht is op 17 mei jl. in Amerika het nieuwe handboek voor psychiatrie de DSM-5 gelanceerd. In deze gloednieuwe versie verandert er veel voor de diagnose autisme. De huidige diagnoses PDD-NOS, Asperger en Klassiek Autisme worden samengevoegd onder de noemer Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Daarbij kan worden aangegeven of het gaat om een milde of ernstige mate van autisme. Een belangrijke wijziging is verder dat de huidige drie criteria voor autisme worden vervangen door twee criteria: · Beperkingen in de sociale communicatie en interactie · Repetitief gedrag en specifieke interesses De Nederlandse beroepsvereniging van psychiaters (NVvP) adviseert psychiaters om voorlopig de vierde editie van de DSM te blijven gebruiken. Voor de implementatie van de DSM-5 in Nederland wacht de NVvP de Nederlandse vertaling af. Ook volgt zij de eerste Amerikaanse ervaringen met de nieuwe editie, om op basis daarvan de bruikbaarheid van de DSM-5 voor de Nederlandse situatie te kunnen beoordelen. Psychiaters kunnen dan vervolgens gericht geschoold worden in het gebruik van de DSM-5. In de praktijk zullen de komende tijd de beide classificatiesystemen naast elkaar gebruikt worden. De NVA volgt de invoering van de DSM-5 nauwgezet. Als u te maken krijgt met onduidelijkheden of onrechtmatigheden bij nieuwe diagnoses volgens de DSM-5, laat het ons weten via: [email protected] (o.v.v. DSM-5). Bron: "http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/klassiek-autisme.aspx" |